bijv.naamw.
Het stoplicht is groen, we kunnen doorrijden. - El semáforo está en verde, podemos pasar. |
groene boekje (=officiële spellinggids voor het Nederlands) - manual con la ortografía del holandés
|
groene hart van Nederland (=gebied in het westen van Nederland tussen de grote steden, waar nog weiland en polders zijn) - pulmón verde de Holanda
|
zich groen en geel ergeren (=zich heel erg ergeren) - echar chispas
|
het groene licht krijgen (=toestemming krijgen) - recibir luz verde
Ik kreeg het groene licht om mijn plan uit te voeren. - Recibí luz verde para ejecutar mi plan.
|
zo groen als gras (=(van iemand) onervaren en naïef) - (estar) verde
|