Vertalingen zakken NL>ES
zakken
werkw.
Uitspraak: | [ˈzɑkə(n)] |
Verbuigingen: | zakte (verl.tijd ) is gezakt (volt.deelw.) |
1) naar beneden gaan -
bajar een steen laten zakken - hacer descender una piedra |
in elkaar zakken (=(van iemand) bewusteloos of flauw vallen) - desplomarse
|
iemand laten zakken (=ophouden met iemand te steunen) - abandonar a alguien
|
2) minder worden -
disminuir de temperatuur zakt - la temperatura baja |
Toen ik een aspirine had ingenomen, zakte de kiespijn een beetje. (=) - Cuando había tomado una aspirina, el dolor de muelas se me calmó un poco.
|
3) een examen niet halen -
suspender zakken voor je rijexamen - suspender el examen de conducir |
zakken als een baksteen (=een hele zware onvoldoende voor een examen halen) - recibir calabazas
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zakken (ww.) | embodegar (ww.) ; tronar (ww.) ; suspender (ww.) ; sumirse (ww.) ; sumergirse (ww.) ; sacar nota roja (ww.) ; reprobar (ww.) ; raspar (ww.) ; ir a pique (ww.) ; hundirse (ww.) ; hundir (ww.) ; encovar (ww.) ; echar a pique (ww.) ; disminuir (ww.) ; descender (ww.) ; derrumbarse (ww.) ; catear (ww.) ; caer (ww.) ; bajar (ww.) ; aplazar (ww.) |
het zakken | la bolsas (v) ; el bolsillos del pantalón (m) ; el bolsillos (m) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `zakken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afdalenNL: bakkenNL: dalenNL: kelderenNL: niet slagenNL: steekzakkenNL: stralenNL: tassenNL: zijgen