zelfst.naamw.
Verbuigingen: | g.mv. (meerv.) |
Heb je geen warm water? - ¿No tienes agua caliente? Ik zet de bloemen even in het water. - Pondré las flores en agua. een glas water - un vaso de agua onder water zwemmen - nadar debajo del agua Door de overstroming stond de hele kelder onder water. - Debido a la inundación todo el sótano estaba indundado. de elementen vuur, water, aarde en lucht - los elementos fuego, agua, tierra y aire |
water en vuur zijn (=elkaar niet kunnen uitstaan of vijanden van elkaar zijn) - ser como agua y fuego
Die twee zijn water en vuur. - Esos dos son como agua y fuego.
|
water bij de wijn doen (=minder hoge eisen stellen, wat toegeven) - echar agua al vino
|
Het water loopt me in de mond. (=<dit zeg je als je aan lekker eten denkt>) - Se me hace la boca agua.
|
in het water vallen (=(van een plan) mislukken, niet doorgaan) - quedar en agua de borrajas
Door het slechte weer is de picknick in het water gevallen. - Por el mal tiempo el picnic quedó en agua de borrajas.
|
boven water komen (=tevoorschijn komen) - volver a aparecer
Niet alle zoekgeraakte documenten zijn boven water gekomen. - No todos los documentos perdidos volvieron a aparecer.
|