zelfst.naamw.
de elementen vuur, water, aarde en lucht - los elementos fuego, agua, tierra y cielo Heb je misschien een vuurtje voor mij? - ¿Tienes fuego? de aardappelen op het vuur zetten - poner las patatas al fuego |
in vuur en vlam staan (=helemaal branden) - estar en llamas
|
in vuur en vlam staan voor (=verliefd of heel enthousiast zijn) - enardecerse por
|
met vuur spelen (=een groot risico nemen) - jugar con fuego
Als je vaak te laat komt op je werk, speel je met vuur. - Si llegas tarde al trabajo frecuentemente, juegas con fuego.
|
voor iemand door het vuur gaan (=alles willen doen voor iemand) - desvivirse por alguien
|
voor hetere vuren gestaan hebben (=al moeilijkere of gevaarlijkere dingen meegemaakt hebben) - haber visto en cosas peores
|