vree, vrijde (verl.tijd ) heeft gevreeën, heeft gevrijd (volt.deelw.)
intiem lichamelijk contact hebben (met iemand) - hacer el amor
Ze wil niet onveilig vrijen. - No quiere hacer el amor sin protección. Ze zaten te vrijen op een bankje in het park. - Estaban acariciándose en un banco en el parque.