zelfst.naamw. (m.)
Veel mensen hebben een hond als huisdier. - Mucha gente tiene un perro como mascota. |
jonge hond (=iemand die jong, enthousiast en nog een beetje naïef is) - persona entusiasta y sin experiencia
Dat computerbedrijf heeft een stel jonge honden in dienst. - Esa empresa informática tiene unos empleados entusiastas y sin experiencia a su servicio.
|
geen hond (=niemand) - nadie
De inzameling belooft niet veel goeds, er is nog geen hond geweest. - La colecta no promete nada bueno, todavía no pasó nadie.
|
als een hond behandelen (=(iemand) slecht behandelen) - tratar como a un perro
|
de gebeten hond zijn (=de schuld krijgen) - ser la bestia negra
|
bekend zijn als de bonte hond (=ongunstig bekend staan) - más conocido que la Parrala
|
blaffende honden bijten niet (=voor mensen die een hoop herrie maken hoef je niet bang te zijn) - perro ladrador poco mordedor
|
de honden lusten er geen brood van (=het is schandalig) - ser abominable
|
de hond in de pot vinden (=komen als het eten op is) - quedarse sin comida
|