zelfst.naamw. (m.)
In juni zijn de dagen het langst. - En junio son los días más largos. |
dag en nacht (=aldoor maar door) - día y noche
dag en nacht werken aan een boek - trabajar día y noche en un libro
|
een verschil van dag en nacht (=een heel groot verschil) - una diferencia como el día y la noche
|
voor dag en dauw (=heel erg vroeg) - con el alba
voor dag en dauw je bed uit moeten - tener que levantarte con el alba
|
het is morgen vroeg dag (=we moeten morgen vroeg opstaan) - hay que levantarse temprano mañana
|
lange dagen maken (=doorwerken tot in de avond of nacht) - trabajar de la mañana a la noche
|
het is kort dag (=er is nog maar weinig tijd) - queda poco tiempo
|
op klaarlichte dag (=<dat zeg je als een misdrijf overdag gepleegd wordt>) - en pleno día
Hij is op klaarlichte dag doodgeschoten. - Lo mataron a tiros en pleno día.
|
tien dagen weggaan - salir por diez días 1 mei is de Dag van de Arbeid. - El 1 de mayo es el Día del Trabajo. |
dag aan dag (=voortdurend, onafgebroken) - continuo
|
dag in dag uit (=voortdurend, onafgebroken) - día tras día
|
een dezer dagen (=vandaag of snel daarna) - unos de estos días
|
heden ten dage (=tegenwoordig) - hoy día
|
vandaag de dag (=tegenwoordig) - hoy en día
|
van de ene op de andere dag (=plotseling) - de un día para otro
|