Vertalingen winter NL>EN
de winter
zelfst.naamw. (m.)
| Uitspraak: | [ˈwɪntər] |
| Verbuigingen: | -s (meerv.) |
koudste jaargetijde, na de herfst en vóór de lente -
winter, wintertime | een strenge winter - a severe winter |
hartje winter (=midden in de winter) - depths of winter
|
Pik in, het is winter. (=<dit zeg je tegen iemand die een onverwacht voordeeltje behaalt>) - Do (something), while the going is good! Grab the chance while you can!
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `winter`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: jaargetijdeUitdrukkingen en gezegdes
NL: des
winters
EN: in winter