Vertalingen uitspreken NL>EN
zich uitspreken
reflexief werkw.
Uitspraak: | [ˈœytsprekə(n)] |
Verbuigingen: | sprak uit (verl.tijd ) heeft uitgesproken (volt.deelw.) |
1) in klanken weergeven -
articulate, enunciate, pronounce Hoe spreek je dat woord uit? - How do you pronounce that word? |
2) in woorden zeggen -
say, articulate, deliver, pronounce je dankbaarheid uitspreken - articulate one's gratitude |
zich niet uitspreken over de gevolgen van die actie (=niets zeggen, geen mening geven over de gevolgen van die actie) - reserve one's comments about the results of the action
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
uitspreken (ww.) | to express ; to finish ; to have out ; to pronounce ; to talk out ; to talk over |
het uitspreken | the finish talking |
Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot
Voorbeeldzinnen met `uitspreken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bediscussiërenNL: bekendmakenNL: opzeggenNL: uitpratenNL: uitpraten tot het eindNL: uitspraakNL: verklarenUitdrukkingen en gezegdes
NL: zich
uitspreken over
EN: give one's opinion uponNL: zich
uitspreken voor (tegen)
EN: declare o.s. in favour of (against)NL: uitgesproken
EN: (figuurlijk) pronounced, markedNL: laat mij
uitspreken
EN: let me finish