Vertalingen treuzelen NL>EN
treuzelen
werkw.
Uitspraak: | [ˈtrøzələ(n)] |
Verbuigingen: | treuzelde (verl.tijd ) heeft getreuzeld (volt.deelw.) |
dingen te langzaam doen -
dally, dawdle, dilly-dally treuzelen met het eten - dawdle over food |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
treuzelen (ww.) | to dally ; to dawdle ; to delay ; to linger ; to loiter ; to lollygag ; to procrastinate ; to put off ; to retard ; to saunter ; to tarry ; to waffle |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `treuzelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aarzelenNL: dralenNL: drentelenNL: druilenNL: hannesenNL: talmenNL: teutenNL: zanikenNL: zeikenNL: zeuren