Vertalingen ontluiken NL>EN
ontluiken (ww.) | to expand ; to expose ; to open ; to open oneself up |
ontluiken | arise ; be born ; bud ; come into bloom ; sprout |
Bronnen: KNNV Botanical glossary; interglot; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `ontluiken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: opbloeienNL: opengaanNL: spruiten