kroon

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[kron]
Verbuigingen:	kronen (meerv.)

1) sieraad voor op je hoofd - crown

een koningin met een kroon - a queen with a crown

2) kunstmatige tand of kies op het restje van je eigen kies - crown
3) munteenheid in verschillende landen - mint
4) de koning of koningin met de ministers - the Crown, Royal Government

door de kroon benoemd zijn - be appointed by the Crown

5) deel van de uitdrukking:

de kroon spannen (=in een ranglijst bovenaan staan) - stand on the top

© K Dictionaries Ltd.

de kroon (m)	the corolla
de kroon	the tiara ; the royalty ; the ornament for head ; the diadem ; the crown ; the coronet
kroon	surface ; tree crown ; top ; bezel ; summit ; percussion drill ; hand drill ; drill bit ; crown of tree ; crown ; coronet ; chandelier ; bit

Bronnen: KNNV Botanical glossary; interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.




NL: koningskroon
NL: krans
NL: tiara 6

NL: dat spant de kroon EN: that tops everything, (sl.) that takes the cake
NL: hij spande de kroon EN: he bore the palm
NL: naar de kroon steken EN: rival
NL: Iemand de kroon van h. hoofd stoten EN: strip a person of his glory
NL: de kroon op het werk zetten EN: crown it all