koud

bijv.naamw.

Uitspraak:

[kɑut]

1) met een lage temperatuur - cold

De soep is koud geworden. - The soup has become cold. Ik krijg het koud in deze onverwarmde kamer. - I get cold in this unheated room.

koud maken (=(iemand) vermoorden) - bump (someone) off

2) als iets of iemand een onvriendelijke of onaangename indruk maakt - chilly, bleak, cold

koud licht - cold light

© K Dictionaries Ltd.

koud	aloof ; chilly ; cold ; cool ; distant ; in an unresponsive way ; unaffected ; unimpaired ; unmoved ; unperturbed ; untouched ; bleak ; cold ; frigid

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.




NL: afstandelijk
NL: amper
NL: fris
NL: harteloos
NL: kil
NL: koel
NL: laag van temperatuur
NL: onaangedaan
NL: onberoerd
NL: onbewogen

NL: ik heb 't koud EN: I am cold
NL: dat laat mij koud EN: it leaves me cold
NL: dat valt me koud op 't lijf EN: that gives me quite a shock
NL: Iemand koud maken EN: (figuurlijk) do a person in
NL: ik werd er koud van EN: it made me go cold all over
NL: koude oorlog EN: cold war