klaar

bijv.naamw.

Uitspraak:

[klar]

1) als je niets meer hoeft te doen (voor of aan iets) - done, ready, through with

klaar zijn met je werk - be finished with work Ben je klaar om mee te gaan? - Are you ready to go?

Klaar is Kees. (=<dat zeg je tevreden als je klaar bent met iets>) - Perfect!, Now, that's done with!

2) duidelijk - clear

klare taal spreken - speak clear language

zo klaar als een klontje (=heel duidelijk) - as clear as a bell

© K Dictionaries Ltd.

klaar

complete ; unclouded ; ready for use ; ready ; prepared ; over ; out ; off ; finished ; evident ; done ; distinct ; concluded ; completed ; cloudless ; clear ; achieved ; accomplished ; apparent ; through ; ready ; plain ; perspicuous ; light ; clearly ; bright ; articulate

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: af
NL: afgedaan
NL: afgelopen
NL: beëindigd
NL: duidelijk
NL: gedaan
NL: geëindigd
NL: gepleegd
NL: gereed
NL: helder

Let op de verschillende spellingsvarianten in UK- en US-Engels: UK-spelling: compleat US-spelling: complete

NL: klare whisky EN: whisky neat
NL: klare jenever EN: raw gin
NL: klaar hebben EN: (bij de hand hebben) have ready EN: (afh.) have finished
NL: klaar is Kees EN: that is that, there you are!
NL: ik ben klaar EN: I am ready, I have finished
NL: ik ben ermee klaar EN: I have finished with it, I'm through with it
NL: zo klaar als een klontje EN: as plain as a pike-staff
NL: klaar wakker EN: wide awake
NL: ouwe klare EN: Hollands (gin)