Vertalingen het NL>EN
I het
article
<woord dat je combineert met een onzijdig zelfstandig naamwoord>
-
the het huis met de tuin - the house with the garden Dit is het beste dat ik krijgen kon. - This is the best I could get. |
II het
pronoun
1) <je gebruikt dit woord als onbepaald onderwerp of lijdend voorwerp>
-
it, this, these Het regent. - It's raining. Het zijn echte Hollanders. - These are some real Dutchmen. Ik houd het hier wel uit. - I am gonna stick it out here. |
2) <je gebruikt dit woord als je verwijst naar een onzijdig woord>
-
it We gingen naar een natuurpark, maar het was al gesloten. - We went to the nature reserve, but it was already closed. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot
Voorbeeldzinnen met `het`

Voorbeeldzinnen laden....
Uitdrukkingen en gezegdes
NL: ben jij
het?
EN: is it you?NL: ik ben
het
EN: it is me