eerst

bijwoord

Uitspraak:

[erst]

1) vóór alle anderen, vóór alles - first

eerst soep en daarna het hoofdgerecht - first soup, and then the main dish het eerst van iedereen - the first in front of everybody

voor het eerst (=voor de eerste keer) - for the first time

2) vroeger - first

Eerst woonde ik in Amsterdam, maar nu woon ik in Utrecht. - First I lived in Amsterdam, but now I live in Utrecht.

© K Dictionaries Ltd.

eerst

at first ; first ; foremost ; initially ; first of all ; firstly

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




NL: aanvankelijk
NL: allereerst
NL: in het begin
NL: pas
NL: vooreerst

NL: de eerste de beste EN: the first man (you meet), any man
NL: eerste bediende EN: chief clerk
NL: de eerste de beste kan 't je zeggen EN: anyone can tell you
NL: neem de eerste de beste EN: take the first one that comes along
NL: hij is niet de eerste de beste EN: he is not everybody
NL: bij de eerste de beste gelegenheid EN: at the first opportunity EN: eerste hulp (bij ongelukken), first aid
NL: eerste hulp verlenen EN: render first aid
NL: de eerste levensbehoeften EN: the first necessities of life
NL: eerste redevoering EN: maiden speech EN: eerstgenoemde(n), (van twee) the former EN: (van meer) the first(-mentioned)
NL: hij is de eerste van d. klas EN: he is at the top of his class
NL: in 't eerst EN: at first
NL: ten eerste EN: first(ly)
NL: voor 't eerst EN: for the first time