het doel

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[dul]
Verbuigingen:	-en (meerv.)

1) iets dat je probeert te realiseren - goal, objective, target

Ik stel me ten doel volgend jaar mijn examen te halen. - I set my goals on getting a diploma next year. je doel bereiken - reach your goal reisdoel - trip destination

zijn doel voorbijschieten (=niet kunnen realiseren wat je wilt, doordat je overdrijft) - miss the point Die maatregel schiet zijn doel voorbij: de situatie verandert niet. - This measure misses the point: the situation is not changed.

2) plaats waar de bal moet komen in een balspel ^sport - goal, gate

De voetballer schiet de bal in het doel. - The football player shoots the ball in the gate.

© K Dictionaries Ltd.

doel (ww.)	to strive for ; to scheme ; to drift
het doel	the goal ; the ultimate goal ; the terminus ; the target ; the purpose ; the objective ; the meaning ; the intention ; the final destination ; the exertion ; the effort ; the destination ; the aiming at ; the aim
doel	goal ; target ; plan ; object ; goal state

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aansturen op
NL: ambitie
NL: aspiratie
NL: azen
NL: bedoeling
NL: beogen
NL: bestemming
NL: doeleinde
NL: doelwit
NL: einddoel

Let op de verschillende spellingsvarianten in UK- en US-Engels: UK-spelling: goal US-spelling: jail

NL: het doel heiligt de middelen EN: the end justifies the means
NL: het is voor een goed doel EN: it's for a good cause EN: een doel beogen (najagen), pursue an object (end)
NL: zijn doel bereiken EN: attain one's end
NL: het doeltreffen EN: hit the mark
NL: het doel voorbijstreven EN: overshoot the mark
NL: met (tot) dat doel EN: for that purpose
NL: recht op het doel afgaan EN: go (come) straight to the point
NL: zich ten doel stellen te... EN: set out to, make it one's object to...