de vrouw

zelfst.naamw. (v.)

Uitspraak:	[vrɑu]
Verbuigingen:	-en (meerv.)

1) volwassen mens die geen man is - woman, female

buurvrouw - neighbour (woman) huisvrouw - housewife zakenvrouw - business woman vrouwentennis - women's tennis

2) vrouw (1) met wie iemand getrouwd is - wife

Zijn vrouw is vorig jaar overleden. - His wife died last year.

© K Dictionaries Ltd.

de vrouw (v)	the husband ; the life companion ; the mistress ; the partner ; the spouse ; the wife
de vrouw	the woman
vrouw	female ; queen ; wife ; woman

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.




NL: dame
NL: echtgenote
NL: eega
NL: gade
NL: maagd
NL: meid
NL: mevrouw
NL: moeder
NL: prinses
NL: vrouwmens

Let op; In het UK-Engels en het US-Engels worden verschillende woorden gebruikt. In UK-Engels gebruikt men `lady / woman` In US-Engels gebruikt men `lady`

NL: vrouw des huizes EN: the lady of the house
NL: moeder de vrouw EN: my old dutch, the missis
NL: Onze Lieve Vrouwe EN: Our Lady
NL: een werkende vrouw EN: a working woman
NL: tot vrouw nemen EN: take to wife