Vertaal
Naar andere talen: • racen > DEracen > ESracen > FR
Vertalingen racen NL>EN

racen

werkw.
Uitspraak:  [ˈresə(n)]
Verbuigingen:  racete (verl.tijd ) heeft geracet (volt.deelw.)

1) deelnemen aan een snelheidswedstrijd - race, compete

2) heel snel iets doen - speed up, hurry up
We moesten racen om de trein te halen. - We had to race to get to the train on time.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
racen (ww.)to race ; to run ; to run a race ; to scamper
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `racen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: hollen
NL: jakkeren
NL: motorracen
NL: pezen
NL: razen
NL: rennen
NL: scheuren