het pak

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[pɑk]
Verbuigingen:	-ken (meerv.)

1) verpakking met inhoud - package, packaging

een pak cornflakes - a package of cornflakes een pak koekjes - a package of cookies

2) broek en jasje van dezelfde stof - suit

streepjespak - striped suit

een driedelig pak (=broek, vest en jasje van dezelfde stof) - three-piece suit

3) hoeveelheid die een geheel vormt - pack, pile

een pak speelkaarten - a pack of cards een pak sneeuw - a pile of snow

een pak slaag (=klappen) - a whacking

© K Dictionaries Ltd.

het pak	the package
de pak (m)	the bale ; the costume ; the gentlemen's suit ; the suit ; the tailor-made suit
PAK (Afkorting)	PAH (Afkorting)
pak	bale ; carton ; codend lift ; layer ; outfit ; pack ; package ; parcel

Bronnen: Vlietstra; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; MWB; Wakefield genealogy pages




NL: baal
NL: bagage
NL: bundel
NL: doos
NL: gepeupel
NL: gespuis
NL: herenkostuum
NL: janhagel
NL: kostuum
NL: laag

NL: een dik pak sneeuw EN: a heavy snowfall
NL: een pak slaag EN: a thrashing
NL: pak voor de broek EN: spanking
NL: van hetzelfde laken een pak krijgen EN: fare likewise
NL: hij kreeg een nat pak EN: he got a wetting
NL: er viel een pak van mijn hart EN: a load was lifted off my mind
NL: niet bij de pakken gaan neerzitten EN: not sit down under it
NL: met pak en zak EN: bag and baggage