nuchter

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈnʏxtər]

1) zonder iets te hebben gegeten of gedronken - on an empty belly

twee tabletten innemen op een nuchtere maag - to take two pills on an empty belly

2) zonder alcoholische drank te hebben gedronken - sober
3) kalm en rustig - down-to-earth, sober

nuchter reageren op de diefstal van je auto - to react soberly at the theft of a car

© K Dictionaries Ltd.

nuchter

businesslike ; cool ; sober ; abstemious ; sober-minded ; staid ; temperate

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Trueterm




NL: bezadigd
NL: droog
NL: koel
NL: matig
NL: niet beschonken
NL: pragmatisch
NL: present
NL: prozaïsch
NL: sober
NL: stemmig

NL: de nuchtere feiten EN: the cold (hard) facts
NL: hij was nog nuchter, (niet dronken) EN: he was still sober, he had not had any breakfast