leiden

werkw.

Uitspraak:	[ˈlɛidə(n)]
Verbuigingen:	leidde (verl.tijd ) heeft geleid (volt.deelw.)

1) in een bepaalde richting gaan of brengen - direct, guide, lead

De weg leidt naar Amsterdam. - The road leads to Amsterdam. Een tip leidde de politie naar de verblijfplaats van de ontvoerde meisjes. - A tip led the police to the hideaway with the kidnapped girls.

2) de baas zijn en zorgen dat iedereen doet wat hij of zij moet doen - guide, head, lead, manage

een reddingsoperatie leiden - lead a rescue operation

3) vooropgaan in een wedstrijd of competitie - be ahead, lead

leiden met 4-2 - lead 4 to 2

4) (een leven, bestaan) doorbrengen als genoemd - conduct, lead, see through

een gelukkig leven leiden - lead a happy life

© K Dictionaries Ltd.

leiden (ww.)	to conduct a business ; to take the lead ; to take lead ; to preside ; to point direction ; to manage ; to lead to ; to lead ; to guide ; to direct ; to be in command of
het leiden	the order ; the command
leiden	conduct ; to take the lead ; to direct ; Leyden ; Leiden ; head

Bronnen: Vlietstra; interglot; MWB; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; leidenkrant.nl




NL: aanvoeren
NL: begeleiden
NL: besturen
NL: bevel voeren over
NL: commanderen
NL: geleiden
NL: leiding geven
NL: leidinggeven
NL: managen
NL: meevoeren

Let op; In het UK-Engels en het US-Engels worden verschillende woorden gebruikt. In UK-Engels gebruikt men `headmaster / headmistress / head ` In US-Engels gebruikt men `principal`

NL: iemands schreden leiden EN: guide a person's steps
NL: een vergadering leiden EN: conduct a meeting, be in the chair
NL: wij moeten het daarheen zien te leiden dat... EN: we must contrive that...
NL: leiden tot EN: lead to
NL: tot niets leiden EN: lead nowhere, serve no purpose
NL: zich laten leiden door EN: be guided by