I knap

bijv.naamw.

Uitspraak:

[knɑp]

1) (van iemand) met een mooi uiterlijk - attractive, appealing, smart

een knappe man - an attractive man

2) (van iemand) met een goed verstand - smart, intelligent

een knappe leerling - an intelligent student

3) (van iemand) bekwaam - able, professional

Die timmerman is een knap vakman. - This guy is a really good, professional carpenter.

II knap

bijwoord

Uitspraak:

[knɑp]

in hoge mate - rather, to some extent, pretty

een knap vervelende kwestie - a rather annoying issue

© K Dictionaries Ltd.

knap

ingenious ; bright ; capable ; clever ; enchanting ; entrancing ; good looking ; good-looking ; handsome ; beautiful ; keen ; lovely ; nice ; personable ; skilful ; smart ; snap ; attractive ; able ; ably ; well-informed ; sagacious ; pretty ; precize ; precise ; net ; neat ; learned ; intelligent ; fine ; educated ; cultured ; cleanly cut

Bronnen: interglot; Trueterm; Wakefield genealogy pages




NL: aanlokkelijk
NL: aantrekkelijk
NL: appetijtelijk
NL: attractief
NL: bedreven
NL: begaafd
NL: behoorlijk
NL: bekoorlijk
NL: bevallig
NL: briljant

Let op de verschillende spellingsvarianten in UK- en US-Engels: UK-spelling: nett US-spelling: net

NL: zij werd er niet knapper op EN: she was losing her looks
NL: een knap uitziende man EN: a handsome looking man
NL: knap in iets EN: clever at s.th.