hulp

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[hʏlp]
Verbuigingen:	-en (meerv.)

1) iemand die je helpt - helper, aid, hand

een hulp zoeken voor vier uur per week voor het huishouden - seek domestic help for four hours a week hulp in de huishouding - household help bejaardenhulp - help for the elderly

2) keer dat je helpt of geholpen wordt - aid, assistance, help

hulp bieden aan slachtoffers van een ramp - offer aid to the victims of a disaster je buren om hulp vragen als je ziek bent - ask for help from your neighbors if you get sick

eerste hulp bij ongelukken (EHBO) (=het geven van de dringendste hulp na een ongeluk) - First Aid

© K Dictionaries Ltd.

de hulp	the charlady ; the social assistance ; the second servant ; the home help ; the helper ; the help ; the footman ; the cleaning-person ; the cleaning woman ; the cleaning lady ; the charwoman ; the bystander ; the assistance ; the aid
hulp	aid ; servant ; feedback ; assistent ; assistant ; assistance ; aid in kind

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Autowoordenboek; Download IATE, European Union, 2017.; MWB; A.M.T.S.




NL: assistent
NL: assistentie
NL: bijstand
NL: broe
NL: broeder
NL: diaken
NL: handreiking
NL: helper
NL: hulp in de huishouding
NL: hulpbetoon

Let op; `bystander` wordt wel in UK-Engels gebruikt maar niet of zelden in US-Engels. In UK-Engels gebruikt men `bystander` In US-Engels gebruikt men `sidewalk superintendent`

NL: eerste hulp bij ongelukken EN: first aid
NL: hulp in de huishouding EN: mother's help
NL: hulp verlenen EN: render assistance
NL: zich gereedhouden om hulp te verlenen EN: stand by
NL: hij was op eigen hulp aangewezen EN: he was thrown on his own resources
NL: te hulp komen EN: come to the rescue, aid, assist