Vertalingen hij NL>EN
hij
pronoun
<je gebruikt dit woord als je naar een man of naar een de-woord verwijst, als die het onderwerp van de zin is>
-
he, it, they Mijn vader is vroeg opgestaan. Hij gaat vissen. - My father got up early. He is going fishing. De auto staat al tijden voor de deur. Hij is kapot. - The car is parked already for ages in front of the door. It's broken. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
hij | he ; the he ; him ; it |
Bronnen: Wakefield genealogy pages; interglot; MWBVoorbeeldzinnen met `hij`

Voorbeeldzinnen laden....