geschikt

bijv.naamw.

Uitspraak:

[xəˈsxɪkt]

1) goed bruikbaar (voor iets) - appropriate, decent, suited

geschikt zijn voor het beroep van verpleegkundige - be fit for a nursing profession De herfst is een geschikte periode om de struiken in de tuin te snoeien. - Autumn is a good period for trimming the shrubs in the garden.

2) aardig - decent, eligible, good

Hij is een geschikte kerel die je altijd wil helpen. - He is a good guy, always ready to help you.

© K Dictionaries Ltd.

geschikt

moderate ; effective ; efficient ; fair ; fine ; fit ; fitting ; genial ; good ; good-natured ; great ; considerate ; pleasant ; proficient ; proper ; qualified ; reasonable ; relevant ; right ; skilled ; suitable ; valid ; competent ; able ; agreeable ; applicable ; apposite ; appropriate ; apt ; becoming ; capable ; capable for work ; appropriate ; suited ; seemly ; opportune ; of use ; handy ; eligible ; dedicated ; decent ; convenient ; compatible

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; MWB




NL: aardig
NL: adequaat
NL: arbeidsgeschikt
NL: bekwaam
NL: bestemd
NL: billijk
NL: capabel
NL: competent
NL: diplomatiek
NL: geëigend

Let op; `proper` wordt wel in UK-Engels gebruikt maar niet of zelden in US-Engels. In UK-Engels gebruikt men `proper` In US-Engels gebruikt men `real`

NL: dit was niet geschikt om de zaak beter te maken EN: this did not tend to improve matters
NL: ik ben niet geschikt voor zoiets EN: I am no good at that sort of thing
NL: geschikt zijn voor EN: make (a good nurse)
NL: dat maakt je nog niet geschikt voor dokter EN: that does not fit you to be a doctor