gemakkelijk

bijv.naamw.

Uitspraak:

[xəˈmɑkələk]

1) waar je weinig moeite voor hoeft te doen - easy

een makkelijk klusje - an easy job

2) als iets gemak (1) geeft - easy

een makkelijke stoel - confortable chair

© K Dictionaries Ltd.

gemakkelijk

simple ; practical ; not hard ; not difficult ; effortless ; easy ; easily ; comfortable ; without difficulty ; comfortably ; readily ; piece of cake ; opportune ; like shooting fish in a barrel ; light ; handy ; facile ; convenient

Bronnen: interglot; Trueterm; KNNV Botanical glossary; Omegawiki.org; Wakefield genealogy pages; Autowoordenboek




NL: aangenaam
NL: blindelings
NL: comfortabel
NL: coulant
NL: eenvoudig
NL: fijn
NL: geriefelijk
NL: gesmeerd
NL: lekker
NL: licht

NL: het gemakkelijk hebben EN: have an easy time of it
NL: gemakkelijk uitgevallen zijn EN: be easy-going
NL: gemakkelijk verdiend geld EN: easy money
NL: het zich gemakkelijk maken EN: make o.s. comfortable
NL: gemakkelijk zitten EN: (pers.) be comfortable EN: (kleding) fit easily