I gelukkig

bijwoord

Uitspraak:

[xəˈlʏkəx]

<je zegt dit woord als je opgelucht bent>
- fortunately, happily, luckily

Gelukkig hoeven we niet weg bij dit nare weer. - Fortunately, we don't have to leave in this bad weather.

II gelukkig

bijv.naamw.

Uitspraak:

[xəˈlʏkəx]

1) met een gevoel van grote blijheid en harmonie - fortunate, happy, well-off

intens gelukkig zijn met je nieuwe vriend - be intensely happy with your new friend al twintig jaar gelukkig getrouwd zijn - be happily married already for twenty years

2) gunstig - fortunate, happy, well-off

een gelukkige samenloop van omstandigheden - a serendipidous occasion

© K Dictionaries Ltd.

gelukkig

auspicious ; beneficial ; blissful ; contented ; exultant ; fortunate ; lucky ; propitious ; prosperous ; successful ; fortunately ; happy ; luckily ; thankfully ; unfortunately

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




NL: blij
NL: dolgelukkig
NL: fortuinlijk
NL: geluk genietend
NL: goed
NL: happy
NL: tevreden
NL: vergenoegd
NL: voldaan
NL: voorspoedig

NL: gelukkig! EN: Thank goodness!
NL: gelukkig toeval EN: lucky chance
NL: gelukkige vertaling EN: happy translation
NL: gelukkig in 't spel, ongelukkig in de liefde EN: lucky at cards, unlucky in love
NL: gelukkig maar! EN: a good thing too!