het gezicht

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[xəˈzɪxt]
Verbuigingen:	-en (meerv.)

1) voorkant van je hoofd - face, view

een gezicht met mooie ogen - a face with very nice eyes

iemand in zijn gezicht uitlachen (=iemand hard uitlachen waar hij bij is) - laugh in (someone's) face

iets op iemands gezicht lezen (=iets aan zijn gezicht kunnen zien) - see something on someone's face Ik kan je afkeuring op je gezicht lezen. - I can see the disapproval on your face.

iemand van gezicht kennen (=iemand alleen uiterlijk kennen en niet persoonlijk) - know (someone) by face, to say "hello" to

je gezicht laten zien (=op bezoek gaan) - show your face Ik moet nodig weer eens mijn gezicht laten zien bij mijn ouders. - I have to show my face again at my parents' place.

een gezicht als een oorwurm (=een ontevreden gezicht) - pull a wry face; make a sour grim

2) wat je ziet - view

Het silhouet van het dorpje tegen de horizon is een mooi gezicht. - The village outline against the horizon is a beautiful view.

3) deel van de uitdrukking:

je gezicht redden (=zorgen dat je niet een slechte indruk maakt) - save face Ik stond bijna voor gek toen ik haar niet meteen herkende, maar ik kon nog net mijn gezicht redden. - I was almost embarassed when I didn't recognize her, but I could still save my face on time.

4) deel van de uitdrukking:

op het eerste gezicht (=bij een oppervlakkig zien of nadenken) - on the face of it, at first glance Op het eerste gezicht lijkt me dit geen moeilijk probleem. - At first glance, it doesn't look so difficult to me.

© K Dictionaries Ltd.

het gezicht	the countenance ; the face ; the panorama ; the pinnule ; the sight ; the view
gezicht	expression ; vision

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




NL: aanblik
NL: aangezicht
NL: aanzien
NL: blikveld
NL: gelaat
NL: kijk
NL: panorama
NL: prospect
NL: smoel
NL: snoet

NL: een vrolijk gezicht zetten EN: put on a cheerful face
NL: hou je gezicht! EN: shut up!
NL: gezichten trekken EN: pull faces
NL: bij 't gezicht van EN: at (the) sight of
NL: in 't gezicht van EN: in sight (view) of
NL: in 't gezicht krijgen EN: catch sight of
NL: in zijn gezicht EN: (tell a person) to his face
NL: op 't eerste gezicht EN: af first sight
NL: Iemand op zijn gezicht geven EN: give a person a good hiding
NL: uit 't gezicht EN: out of sight
NL: uit 't gezicht verliezen EN: lose sight of
NL: Iemand van gezicht kennen EN: know a person by sight