Vertalingen duchten NL>EN
duchten
werkw.
Uitspraak: | [ˈdʏxtə(n)] |
Verbuigingen: | duchtte (verl.tijd ) heeft geducht (volt.deelw.) |
bang zijn voor -
dread, fear de dood duchten - be afraid of death |
te duchten hebben van (=bang zijn voor; last hebben van) - fear, be afraid of
Dat bedrijf heeft te duchten van de concurrentie. - That company's got some serious competition.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
duchten (ww.) | to apprehend ; to be afraid of |
duchten | fear |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `duchten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: schromenNL: vrezen