eerlijk

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈerlək]

zonder leugens of bedrog - korrekt , gerecht , ehrlich , rechtschaffen

een eerlijke verdeling van de opbrengst - eine gerechte Gewinnverteilung Jij speelt vals, dat is niet eerlijk. - Du spielst falsch, das ist nicht ehrlich.

zo eerlijk als goud (=heel eerlijk) - absolut ehrlich

eerlijk is eerlijk (=<dat zeg je als je moet toegeven dat iets waar is>) - Das ist wohl wahr.

Eerlijk gezegd ga ik nu liever naar huis. (=eigenlijk ga ik nu liever naar huis) - Ehrlich gesagt, gehe ich nun lieber nach Hause.

© K Dictionaries Ltd.

eerlijk

fein ; wahrhaft ; treuherzig ; treugesinnt ; redlich ; rechtschaffen ; pur ; offenherzig ; offen ; korrekt ; gerecht (bnw.) ; geradeheraus ; fidel ; fair ; ehrlich (bnw.) ; ehrlich ; ehrenwert ; aufrichtig ; aufrecht ; anständig (bnw.) ; ehrlich ; Sortenrein ; recht ; Gerade ; gediegen

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.; mwb




NL: behoorlijk
NL: betrouwbaar
NL: braaf
NL: dapper
NL: degelijk
NL: deugdzaam
NL: echt
NL: eenvoudig
NL: eerzaam
NL: fair

NL: (het) eerlijk (met iemand menen) DE: redlich
NL: (iemand) eerlijk (zijn mening zeggen) DE: offen
NL: eerlijk als goud DE: grundehrlich
NL: eerlijk waar DE: wirklich wahr
NL: eerlijk duurt het langst DE: ehrlich währt am längsten