het aantal

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈantɑl]
Verbuigingen:	aantallen (meerv.)

hoeveel van iets is - Anzahl (die ~), Menge (die ~)

Er wordt een groot aantal mensen verwacht. - Es werden eine Menge Menschen erwartet. Het aantal verkochte kaartjes is vierhonderd. - Die Anzahl der verkauften Karten liegt bei vierhundert.

© K Dictionaries Ltd.

het aantal

die Anzahl ; die Menge ; die Quantität ; das Quantum ; die Stückzahl ; die Zahl

Bron: interglot




NL: getal
NL: hoeveelheid
NL: kwantiteit
NL: reeks

NL: een aantal kinderen DE: eine Anzahl Kinder, von Kindern
NL: het aantal kinderen DE: die Zahl der Kinder, die Kinderzahl
NL: na een aantal jaren DE: nach einer Reihe von Jahren
NL: gering in aantal DE: wenig an der Zahl
NL: in aantal overtreffen DE: zahlenmäßig überlegen sein
NL: aantallen noemen DE: Zahlenangaben machen