het zicht

zelfst.naamw.

Uitspraak:

[zɪxt]

het kunnen zien - Sicht (die ~)

slecht zicht vanwege de mist - schlechte Sicht wegen des Nebels

zicht hebben op (=(iets) redelijkerwijs kunnen verwachten) - Aussicht haben auf Ze heeft zicht op een leukere functie bij hetzelfde bedrijf. - Sie hat Aussicht auf eine bessere Stelle in demselben Unternehmen.

aan het zicht onttrekken (=zorgen dat iets niet meer gezien wordt) - der Sicht entziehen Door een rij struiken worden de afvalcontainers aan het zicht onttrokken. - Die Abfallcontainern werden durch eine Reihe Sträucher der Sicht entzogen.

© K Dictionaries Ltd.

het zicht	die Aussicht ; die Sehkraft ; die Sicht
zicht	Sichel ; Sicht ; Sichtbedingungen ; Sichtmerkmale ; Sichtverhältnis ; Sichtverhältnisse ; Sichtweite

Bronnen: Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: gezicht
NL: gezichtsveld
NL: inzicht
NL: kijk
NL: panorama
NL: prospect
NL: sikkel
NL: uitzicht
NL: vergezicht
NL: vue

NL: helder zicht DE: klare Sicht
NL: in ('t) zicht komen, krijgen, zijn DE: in Sicht kommen, bekommen, sein
NL: (land) in zicht krijgen DE: (ook) sichten
NL: op zicht (betaalbaar) DE: (wissel) auf Sicht, bei Vorzeigung
NL: op zicht (zenden) DE: zur Ansicht