de vaardigheid

zelfst.naamw. (v.)

Uitspraak:	[ˈvardəxhɛit]
Verbuigingen:	vaardigheidheden (meerv.)

het vaardig zijn in iets - Fähigkeit (die ~), Kenntnis (die ~), Fertigkeit (die ~)

een goede Nederlandse communicatieve vaardigheid hebben (=makkelijk een gesprek in het Nederlands kunnen voeren) - gute niederländische Sprachkenntnisse haben

© K Dictionaries Ltd.

de vaardigheid (v)	die Behendigkeit ; die Fertigkeit ; die Fähigkeit ; die Geschicklichkeit ; die Geschicktheit ; die Kunst ; das Talent
vaardigheid	Befähigung

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: bedrevenheid
NL: behendigheid
NL: bekwaamheid
NL: handigheid
NL: motoriek
NL: prestatie
NL: slag
NL: talent
NL: vlugheid
NL: volbrenging

NL: vaardigheid in het piano spelen DE: Fertigkeit im Klavierspielen
NL: vaardigheid in het spreken DE: Sprachfertigkeit, (de handigheid) Redegewandtheit, (gemak waarmee men bijv. vreemde talen spreekt) Geläufigkeit (die)
NL: zijn vaardigheden (tonen) DE: seine Fähigkeiten