Vertalingen uitwoeden NL>DE
uitwoeden (ww.) | ablaufen (ww.) ; austoben (ww.) ; auswittern (ww.) ; sich abkühlen (ww.) ; sich beruhigen (ww.) ; sich fassen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `uitwoeden`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: luwenNL: tot bedaren komenNL: uitrazenNL: verflauwenNL: wegsterven