Vertalingen trainer NL>DE
de trainer
zelfst.naamw. (m.)
| Uitspraak: | [ˈtrenər] |
| Verbuigingen: | trainers (meerv.) |
iemand die dieren of mensen begeleidt bij het leren van iets -
Trainer/-in (die/der ~), Ausbilder/-in (die/der ~) | de trainer van het jeugdelftal - der Trainer der Jugendelf |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| de trainer (m) | der Trainer ; der Übungsleiter |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `trainer`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: coachNL: oefenmeester