Vertalingen TIC NL>DE
de tic
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [tɪk] |
Verbuigingen: | tics (meerv.) |
1) beweging die je steeds maakt zonder dat je dat wil (bijvoorbeeld je wenkbrauwen optrekken) -
Tick (der ~) 2) typische gewoonte -
Gewohnheit (die ~) Hij draagt nooit sokken, dat is een rare tic van hem. - Er trägt nie Socken, das ist ein komischer Tick von ihm. |
3) scheut alcohol in je frisdrank -
Schuss (der ~) jus d'orange met een tic - Orangensaft mit Schuss |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de tic (m) | die Macke ; der Tic ; der Tick ; das Zucken |
TIC (Afkorting) | TIC (Afkorting) |
tic | kompulsive Bewegung |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `TIC`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanwenselNL: rarigheidNL: zenuwtrekNL: zenuwtrekking