het tehuis

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[təˈhœys]
Verbuigingen:	tehuizen (meerv.)

instelling waar mensen of dieren wonen die verzorging nodig hebben - Heim (das ~)

een tehuis voor daklozen - ein Obdachlosenheim een tehuis voor oude paarden - ein Heim für alte Pferde

een gezinsvervangend tehuis (=een instelling voor kinderen die niet bij hun ouders kunnen wonen) - Heim

© K Dictionaries Ltd.

het tehuis	die Akkommodation ; das Heim ; das Unterkommen ; die Wohnraumbeschaffung ; das Zuhause
tehuis	Heim ; Wohnheim

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.




NL: accommodatie
NL: adres
NL: behuizing
NL: huis
NL: huisvesting
NL: kwartier
NL: onderdak
NL: onderkomen
NL: thuis
NL: verblijfplaats

NL: tehuis voor meisjes, militairen, ouden van dagen, zeelieden etc. DE: Mädchenheim, Wehrmachtsheim (Soldatenheim), Altersheim, Seemannsheim (das)
NL: tehuis voor daklozen DE: Asyl für Obdachlose, Obdachlosenasyl (das)