sneeuw

zelfst.naamw.

Uitspraak:

[snew]

stukjes ijs die in witte vlokken in de winter uit de lucht komen vallen - Schnee (der ~)

Er is vannacht 10 centimeter sneeuw gevallen. - Heute Nacht sind 10 Zentimeter Schnee gefallen. een dik pak sneeuw - ein großer Schneehaufen sneeuwpop - Schneemann

natte sneeuw (=smeltende sneeuw die regen wordt) - nasser Schnee

© K Dictionaries Ltd.

de sneeuw	der Schnee
sneeuw	Schnee

Bronnen: Engoi Woordenschatoefeningen; Download IATE, European Union, 2017.




NL: sneeuwen

NL: eeuwige sneeuw DE: (op hooggebergte, ook) Firn (der)
NL: natte sneeuw DE: (vuiligheid) Schlacke (die)
NL: sneeuw die aan de schoenen plakt DE: Pappschnee
NL: opgewaaide sneeuw DE: Schneewehe, Schneeverwehung (die)
NL: pas gevallen sneeuw DE: Neuschnee
NL: (zijn vermogen) verdwijnt als sneeuw voor de zon DE: schmilzt wie Schnee an der Sonne