de sluiting

zelfst.naamw. (v.)

Uitspraak:	[ˈslœyting]
Verbuigingen:	sluitingen (meerv.)

1) het sluiten of gesloten worden, of keer dat dat gebeurt - Stillegung (die ~), Schließung (die ~), Abschluss (der ~)

de sluiting van een gebouw - die Schließung eines Gebäudes Tijdens de sluiting van de vergadering werd iedereen bedankt. - Zum Schluss der Versammlung wurde jedem gedankt.

2) waarmee je iets sluit - Verschluss (der ~)

de sluiting van je broek - der Hosenverschluss ritssluiting - Reißverschluss

© K Dictionaries Ltd.

de sluiting (v)	der Verschluß ; das Schliessen ; der Reißverschluß ; das Ende ; das Dichten ; die Beendung ; die Beendigung ; die Abschluß ; das Abschliessen ; das Abdichten
de sluiting	die Stilllegung ; der Schäkel ; die Schließung
sluiting	Verschluss ; Verschlussvorrichtung ; Auszwicken ; Verschliessung ; Verkeilung ; Stillegung ; Schäkel ; Schnürung ; Schloß ; Schliessvorrichtung ; Mundklappe ; Knagge ; Klammer ; Kettenverbindungsglied ; Kenterschaekel ; Beschirmung

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org




NL: afsluiten
NL: afsluiting
NL: beëindiging
NL: beindiging
NL: blinde sluiting
NL: dichting
NL: dichtmaken
NL: einde
NL: het afsluiten
NL: rits

NL: sluiting van de grenzen DE: Grenzsperre (die)
NL: sluiting van de inschrijving DE: Meldeschluß (der)