Vertalingen schop NL>DE
I de schop
zelfst.naamw. (m.)
| Uitspraak: | [sxɔp] |
| Verbuigingen: | schoppen (meerv.) |
opzettelijke harde aanraking met je voet -
Tritt (der ~) | iemand een schop geven - jemandem einen Tritt geben |
II schop
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [sxɔp] |
| Verbuigingen: | schoppen (meerv.) |
stuk gereedschap waarmee je kunt scheppen (2) -
Schaufel (die ~), Spaten (der ~) | kolenschop - Kohlenschaufel |
 op de schop gaan
(=grondig veranderd worden) - umstrukturiert werden
Het kopen van treinkaartjes gaat binnenkort helemaal op de schop. - Der Fahrkartenverkauf wird demnächst total über den Haufen geworfen.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| de schop (v) | Schüppe |
| de schop (m) | der Fußtritt ; der Spaten ; der Stoß ; völlig umgestalten |
| de schop | die Schaufel ; der Tritt |
| schop | Schaufel |
Bronnen: Wikipedia; interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `schop`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: hengstNL: schepNL: spadeNL: trapNL: voetbewegingUitdrukkingen en gezegdes
NL: vrije
schop
DE: Freistoß (der)
