Vertalingen scharrelen NL>DE
scharrelen
werkw.
Uitspraak: | [ˈsxɑrələ(n)] |
Verbuigingen: | scharrelde (verl.tijd ) heeft gescharreld (volt.deelw.) |
op een ongestructureerde manier bezig zijn met van alles en nog wat -
scharren , kratzen , kramen , werkeln rondscharrelen - rumkramen |
bij elkaar scharrelen (=(dingen die samen een geheel vormen) bij elkaar brengen) - zusammenkratzen
een kampeeruitrusting bij elkaar scharrelen - eine Campingausrüstung zusammenkratzen
|
met iemand scharrelen (=oppervlakkig verkering hebben met iemand) - etwas mit jemandem haben
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
scharrelen (ww.) | flirten (ww.) ; herumpfuschen (ww.) ; liebäugeln mit (ww.) |
scharrelen (werkw.) | scharren |
scharrelen | Scharren |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `scharrelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aan de scharrel zijnNL: aanrommelenNL: aanrotzooienNL: flirtenNL: gaanNL: handelenNL: knoeienNL: krabbelenNL: rommelenNL: rotzooienUitdrukkingen en gezegdes
NL: met meisjes
scharrelen
DE: Liebeleien haben, anfangenNL: moeten
scharrelen om aan de kost te komen
DE: Mühe haben sich durchzuschlagen