Vertalingen pols NL>DE
de pols
zelfst.naamw. (m.)
| Uitspraak: | [pɔls] |
| Verbuigingen: | polsen (meerv.) |
1) gewricht tussen hand en onderarm -
Handgelenk (das ~) | polshorloge - Armbanduhr |
iets uit de losse pols doen (=zonder voorbereiding of inspanning) - etwas aus dem Handgelenk schütteln
|
2) hartslag -
Puls (der ~) | een snelle pols van 120 slagen per minuut - ein schneller Puls von 120 Schlägen pro Minute |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| de pols (m) | das Handgelenk ; der Puls |
| pols | Handgelenk ; Puls ; Pulsus |
Bronnen: Engoi Woordenschatoefeningen; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `pols`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: handgewrichtNL: polsaderUitdrukkingen en gezegdes
NL: Iemand de
pols voelen, (ook figuurlijk)
DE: einem den Puls fühlen