Vertaal
Naar andere talen: • peuteren > ENpeuteren > ESpeuteren > FR
Vertalingen peuteren NL>DE
peuteren (ww.) herauspicken (ww.) ; klauben (ww.) ; pflücken (ww.) ; picken (ww.)
peuteren basteln ; stochern ; tüfteln
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `peuteren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: friemelen
NL: pielen
NL: pulken