de persoon

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[pɛrˈson]
Verbuigingen:	persoonsonen (meerv.)

mens - Person (die ~)

geen toegang voor personen onder de zestien - kein Zutritt für Personen unter sechzehn

© K Dictionaries Ltd.

de persoon (m)

der Einzelne ; die Einzelperson ; die Figur ; die Gestalt ; die Herrschaft ; das Individuen ; das Individuum ; der Mensch ; die Person ; der Sterbliche ; das Wesen

Bronnen: interglot; Omegawiki.org




NL: figuur
NL: hoofd
NL: iemand
NL: individu
NL: man
NL: mens
NL: mensenkind
NL: personage
NL: persoonlijkheid
NL: pief

NL: ik voor mijn persoon DE: ich für meine Person
NL: mijn persoontje DE: meine Wenigkeit
NL: in hoogst eigen persoon DE: in höchst eigner Person