het personeel

zelfst.naamw.

Uitspraak:

[pɛrsoˈnel]

werknemers - Personal (das ~), Belegschaft (die ~)

cabinepersoneel in een vliegtuig - Bordpersonal eines Flugzeugs nieuw personeel aannemen - neues Personal annehmen

© K Dictionaries Ltd.

het personeel	die Angestellten ; die Arbeitskraft ; die Belegschaft ; die Lehrerschaft ; der Lehrkörper ; das Personal
personeel	Bedienstete ; Personal ; Personalausstattung

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aanhang
NL: gevolg
NL: individueel
NL: medewerkers
NL: staf

NL: gebrek aan personeel DE: Personalmangel (der)
NL: personele belasting DE: Personalsteuer (die)
NL: personele unie DE: Personalunion (die)