Vertalingen paspoort NL>DE
het paspoort
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈpɑsport] |
Verbuigingen: | paspoorten (meerv.) |
door de overheid afgegeven document met je foto, je naam en geboortedatum als bewijs van je staatsburgerschap -
Pass (der ~), Reisepass (der ~) paspoortcontrole bij de douane - Passkontrolle beim Zoll |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het paspoort | der Ausweis ; die Ausweiskarte ; der Paß ; das Reisedokument ; Reisepass ; der Reisepaß |
paspoort | Pass ; Reisepaß ; RP (Afkorting) |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `paspoort`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: identiteitsbewijsNL: legitimatiebewijsNL: papierenNL: pas