I overweg

bijwoord

Uitspraak:

[ovərˈwɛx]

deel van de uitdrukking: -

overweg kunnen met (=kunnen omgaan met) - mit etwas oder jemandem umgehen können overweg kunnen met een motorzaag - mit einer Motorsäge umgehen können

II de overweg

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[ˈovərwɛx]
Verbuigingen:	overwegwegen (meerv.)

plaats waar een weg een spoorlijn kruist - Bahnübergang (der ~)

een onbewaakte overweg - ein unbewachter Bahnübergang

© K Dictionaries Ltd.

de overweg (m)	der BÜ ; die Übergangsstelle
de overweg	der Bahnübergang
overweg	Bahnübergang ; Planübergang ; schienengleicher Bahnübergang

Bronnen: Wikipedia; interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.




NL: onbewaakte overweg DE: ungesicherter, (zonder afsluitbomen) unbeschrankter Bahnübergang
NL: (met iemand niet) overweg kunnen DE: auskommen können
NL: zij kunnen goed met elkaar overweg DE: sie vertragen sich sehr gut, können gut mit einander auskommen
NL: (met iets niet) overweg kunnen DE: zurechtkommen können