Vertalingen onnozelheid NL>DE
de onnozelheid (v) | die Albernheit ; die Einfachheit ; die Einfalt ; die Einfältigkeit ; die Geistlosigkeit ; die Gutgläubigkeit ; die Kindlichkeit ; die Naivität ; die Schlichtheit ; die Unschuld |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `onnozelheid`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: domheidNL: kinderlijkheidNL: naïveteitNL: naïviteitNL: simpelheidUitdrukkingen en gezegdes
NL: heilige
onnozelheid
DE: heilige Einfalt