les

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[lɛs]
Verbuigingen:	lessen (meerv.)

1) keer dat je onderwijs krijgt - Unterrichtsstunde (die ~), Lektion (die ~), Stunde (die ~)

Het volgende uur hebben we Engelse les. - In der nächsten Stunde haben wir Englischunterricht. wiskundeles - Mathematikunterricht

2) wat je moet leren (1) voor een les (1) - Unterrichtsstoff (der ~)

na een uurtje studie je les kennen - nach einer Stunde Lernen den Stoff können

bij de les blijven (=je aandacht erbij houden) - (während des Unterrichts) aufpassen

de les lezen (=(iemand) zeggen dat je afkeurt wat hij of zij gedaan heeft) - die Leviten lesen

de les spellen (=(iemand) zeggen dat je afkeurt wat hij of zij gedaan heeft) - die Leviten lesen

© K Dictionaries Ltd.

de les (v)	der Unterricht
de les	die Aufgabe ; der Kurs ; die Lehre ; die Lektion ; die Schulstunde ; die Stunde ; der Unterricht ; die Unterrichtsstunde
LES (Afkorting)	Bodenstation
les	die Lehrstunde ; Unterrichtsstunde

Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia




NL: cursus
NL: huiswerk
NL: instructie
NL: lering
NL: lesuur
NL: onderricht
NL: onderrichting
NL: onderwijs
NL: voorschrift

NL: lesgeven in het Duits DE: deutsche Stunden geben, (algemeen: onderricht in het Duits) Unterricht im Deutschen geben, erteilen
NL: (bij iemand) les halen DE: Stunden nehmen
NL: Iemand de les lezen DE: einem den Text, die Leviten lesen, einem den Standpunkt klarmachen
NL: per les betaald DE: stundenweise bezahlt